DE OVERGANGSREGELING

Het sectoraal pensioenplan voorziet dat jaar na jaar bepaalde sommen worden gestort, die samen een rendement opleveren. Indien dit voldoende jaren na elkaar kan gebeuren zal dit een interessant pensioenvoordeel opleveren.

Zij die al een zekere leeftijd hebben bereikt zullen misschien niet voldoende lang via dit nieuwe stelsel kunnen sparen. De sector laat hen echter niet in de kou staan en heeft voor hen een overgangsregeling uitgewerkt.

De overgangsregeling slaat op drie groepen arbeiders. Het criterium dat bepaalt tot welke groep een arbeider behoort is het tijdstip waarop hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • Indien hij/zij 65 werd vóór 01/01/2008, dan valt hij/zij in groep 1
  • Indien hij/zij 65 wordt tussen 01/01/2008 en 01/07/2015, dan valt hij/zij onder groep 2
  • Indien hij/zij 65 wordt tussen 02/07/2015 en 31/12/2023, dan valt hij/zij onder groep 3

Voor elk van de drie groepen waarop de overgangsregeling van toepassing is, is vereist dat de laatste werkgever valt onder de sector van de Stoffering en Houtbewerking.

De drie groepen zijn de volgende.

  • 1. zij die hun rustpensioen genomen hebben voor 1 januari 2008. Op hen blijft in essentie het vroegere stelsel van “vergoeding aan gepensioneerden” van toepassing.

    Deze gepensioneerde arbeiders krijgen van het FBZ gedurende 15 jaren een jaarlijkse rente. Het bedrag van die rente is afhankelijk van de anciënniteit in de sector, gerekend van datum tot datum.

    Aantal loopbaanjaren bewezen op de datum van pensionering Bedrag van de jaarlijkse rente
    0—9 0
    10-14 247,89 €
    15-19 371,84 €
    20 of meer 495,79 €

    Dit bedrag wordt jaarlijks uitbetaald in de maand juni onder afhouding van een bedrijfsvoorheffing van 11,33%.

  • 2. zij die uiterlijk op 1 juli 2008 met sectoraal brugpensioen (vanaf 58 jaar) waren of aan de voorwaarden ervan voldeden maar verder zijn blijven werken

    De arbeiders die uiterlijk op 1 juli 2008 (zijnde de datum van de inwerkingtreding van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel) het sectoraal brugpensioen genoten, of uiterlijk op deze datum voldeden aan de leeftijdsvoorwaarden en de sectorale anciënniteitsvoorwaarden ervan maar hun beroepsloopbaan als arbeider hebben verder gezet bij een werkgever die ressorteert onder het paritair comité 126, komen in aanmerking voor de overgangsregeling ‘bruggepensioneerden’.

    Met (de voorwaarden van) sectoraal brugpensioen wordt een brugpensioen bedoeld vanaf de leeftijd van ten vroegste 58 jaar, dat, naast de door de algemene reglementering opgelegde anciënniteit als loontrekkende, tevens beantwoord aan de sectorale CAO’s ter zake, te weten:

    • Ofwel een loopbaan aantonen van 15 jaar bij de werkgever, ressorterend onder het PC 126, die ontslag geeft met het oog op brugpensioen
    • Ofwel een loopbaan aantonen van minimum twintig jaar in de sector, waarvan minstens acht jaar bij de werkgever , ressorterend onder het PC 126, die ontslag geeft met het oog op brugpensioen. De arbeider evenwel die het slachtoffer werd van een faillissement, een sluiting of een herstructurering van een onderneming uit de sector stoffering en houtbewerking, en daarna werd aangeworven door een andere werkgever van de sector en op het ogenblik van deze aanwerving 50 jaar of ouder was, kan volstaan met het aantonen van een totale sectoranciënniteit van 20 jaar.

    Deze loopbaanvoorwaarden worden berekend van datum tot datum.

    Het voordeel van deze overgangsregeling bestaat uit een kapitaal dat door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Stoffering en de Houtbewerking wordt uitbetaald in het jaar waarin de betrokken arbeider de wettelijke pensioenleeftijd bereikt (momenteel 65).

    De hoogte van het voordeel wordt bepaald in functie van de totale anciënniteit als arbeider (berekend van datum tot datum) - bij één of meer werkgevers die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het PC 126 - op het ogenblik van de brug- of rustpensionering. De arbeiders die de voorwaarden vervullen om het recht op deze overgangsregeling te openen, ontvangen bij hun pensionering, maar ten vroegste in het jaar waarin ze 65 worden, een kapitaal gelijk aan de hierna vermelde bedragen:

    Jaar waarin de arbeider 65 wordt Bewezen loopbaan van
    15 tot 19 jaar 20 tot 24 jaar 25 jaar en meer
    2008 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    2009 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    2010 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    2011 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    2012 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    2013 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    2014 € 2.500 € 3.500 € 4.500
    t.e.m. 01/07/2015 € 2.500 € 3.500 € 4.500

    Dit zijn bruto bedragen.

    Het voordeel moet worden aangevraagd door de arbeider of zijn vakorganisatie.

  • 3. zij die op 31 december 2006 minstens 50 jaar zijn, en op die datum verbonden waren met een arbeidsovereenkomst en minstens 15 getrouwheidspremies hebben. Die leeftijd wordt zelfs verlaagd tot 48 jaar voor arbeiders die op 31 december 2006 25 getrouwheidspremies hebben.

    Deze overgangsregeling is van toepassing op de arbeiders die op 31 december 2006 verbonden waren met een arbeidsovereenkomst als arbeider bij een werkgever die ressorteert onder het bevoegdheidsgebied van het PC 126.

    Om het recht op deze overgangsregeling te openen moet de arbeider bovendien op de datum van de inwerkingtreding van de WAP, zijnde 1 januari 2007, de leeftijd van minstens 50 jaar hebben bereikt, en op dat ogenblik gerechtigd zijn op minstens 15 uitbetaalbare getrouwheidspremies, uitgereikt door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Stoffering en de Houtbewerking.

    Komen eveneens in aanmerking voor deze overgangsregeling, de arbeiders die op 31 december 2006 verbonden waren met een arbeidsovereenkomst als arbeider bij een werkgever die ressorteert onder het bevoegdheidsgebied van het PC 126, en op de datum van de inwerkingtreding van de WAP, zijnde 1 januari 2007, de leeftijd van 48 of 49 jaar hebben bereikt, en op dat ogenblik gerechtigd zijn op minstens 25 uitbetaalbare getrouwheidspremies, uitgereikt door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Stoffering en de Houtbewerking.

    Het voordeel van deze overgangsregeling bestaat uit een kapitaal dat door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Stoffering en de Houtbewerking wordt uitbetaald wanneer de betrokken arbeider de pensioengerechtigde leeftijd bereikt (momenteel 65) en op rustpensioen gaat.

    De hoogte van het voordeel wordt bepaald in functie van de totale anciënniteit als arbeider (gerekend van datum tot datum) - bij één of meer werkgevers die ressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het PC 126 - op de datum van 31 december 2006.

    De arbeiders die de voorwaarden vervullen om het recht op deze overgangsregeling te openen, ontvangen een kapitaal gelijk aan de hierna vermelde bedragen:

    Jaar waarin
    de arbeider
    65 wordt
    Leeftijd op
    31.12.2006
    Bewezen loopbaan op 31.12.2006
    Vanaf 02/07/2015 56 jaar € 2230, indien minstens
    15 jaar
    € 3230 indien minstens
    18 jaar
    € 4230, indien minstens
    23 jaar
    2016 55 jaar € 1945, indien minstens
    15 jaar
    € 2945 indien minstens
    17 jaar
    € 3945, indien minstens
    22 jaar
    2017 54 jaar € 1640, indien minstens
    15 jaar
    € 2640 indien minstens
    16 jaar
    € 3640, indien minstens
    21 jaar
    2018 53 jaar - € 2320 indien minstens
    15 jaar
    € 3320, indien minstens
    20 jaar
    2019 52 jaar - € 1985 indien minstens
    15 jaar
    € 2985, indien minstens
    19 jaar
    2020 51 jaar - € 1630 indien minstens
    15 jaar
    € 2630, indien minstens
    18 jaar
    2021 50 jaar - € 1255 indien minstens
    15 jaar
    € 2255, indien minstens
    17 jaar
    2022 49 jaar - - € 1860, indien minstens
    25 jaar
    2023 48 jaar - - € 1445, indien minstens
    25 jaar

    Dit zijn bruto bedragen.

    Het voordeel moet worden aangevraagd door de arbeider of zijn vakorganisatie.